Wij weten hoe het was

Chris van Nijf, medewerker operationele voorbereiding brandweer

De tankautospuit (TS) van Arnemuiden staat verlaten op de snelweg. Vlakbij twee lege auto's. De chauffeur parkeert de 4530 van de Middelburgse post Stromenweg ernaast. Brandweerman Chris van Nijf stapt uit de wagen de stilte in. De mist is zo dik dat hij zijn maatje niet meer ziet. Dan roept er iemand 'help'.

Elke uitruk zit er vier man achter in de TS met maar één gedachte: wij gaan de situatie verbeteren. De vlammen doven, een bekneld slachtoffer bevrijden. Daar komen ze voor. Ook die ochtend van de 16e september, als de '4530' met zwaailichten aan en een gillende sirene de snelweg opdraait.

De stem komt uit de verte: 'help, help!' Chris slaat linksaf, op het geluid af, terwijl de rest is doorgelopen. Aan dit moment zal hij later nog vaak terugdenken. Hooguit tien passen verderop ziet hij een motorrijder op het wegdek liggen. Hij ligt in een onnatuurlijke houding, bewegingloos. De motor is nergens te bekennen. Naast de gewonde zit een man op zijn knieën. Hij probeert de motorrijder te reanimeren. De tweede man die erbij zit, is Delano - een jonge collega van Chris zonder uniform. Hij belandde in het ongeluk, op weg naar Goes voor de chauffeursopleiding. Chris knielt en neemt het reanimeren over. Hij plaatst zijn hand op het midden van het borstbeen en begint geconcentreerd borstcompressies te geven.

'Hé, da's een collega', hoort hij ineens. Naast hem staat zijn maat Dennis van Wassenberg. Chris schrikt. Nu ziet hij het pas. Hij kent deze brandweervrijwilliger niet zo goed. Dennis start de beademing met een mondkapje. Ze gaan door tot de ambulancedienst met een koffer vol apparatuur naast hen staat. Chris voelt zich gesterkt. Dit zijn toch de mensen die over geneeskundige hulp gaan.

'Sorry jongens, ik denk dat het geen zin meer heeft. We gaan ermee stoppen.' De ambulancemedewerker moet het twee keer zeggen. Chris en Dennis zijn perplex: dit is snel, veel te snel. In protocollen leer je altijd dat reanimeren belangrijk is: een half uur, drie kwartier. Zorg maar dat iemand zuurstof krijgt, dat het hart blijft pompen. Dan is er nog een kans. De twee brandweermannen staan met tegenzin op. 'We gaan hem nu redden', had Chris de hele tijd gedacht. Verslagen pakken ze hun tas en lopen de mist in, op zoek naar andere slachtoffers.

Op een paar passen van de motorrijder ziet Chris een auto op zijn zijkant staan, een man ligt op het wegdek ernaast. De auto is door omstanders van de man afgekanteld. Onmacht komt als een vuist binnen, als Chris ontdekt dat hij ook voor dit slachtoffer niets kan betekenen.

Een paar meter naar rechts staan allemaal auto's tegen, onder en op elkaar. Opeens ziet Chris zijn collega's van de 4530 terug. De jongens knippen een kleine grijskleurige auto open. Een politieagente heeft haar arm door het achterraampje gestoken. Ze houdt de hand van een blond meisje vast.

Chris aarzelt geen seconde. Hij kruipt achter in de auto als gewondenverzorger en neemt de taak van de agente over. Totdat ze veilig in de ambulance ligt, laat hij de hand van het huilende meisje niet los. 'Hoe heet je en hoe oud ben je?' Babs vertelt dat ze acht jaar is. 'Heb je een huisdier? Heeft die ook een naam?' Chris duwt de gedachten aan zijn eigen dochters en aan zijn collega op het asfalt resoluut weg en probeert het gesprek op gang te houden. Hij vertelt het meisje wat zijn collega's doen. Waarschuwt haar dat er straks harde, rare geluiden komen. Babs' ogen zoeken angstig haar moeder die naast de auto staat. De voet van het meisje zit klem en ze heeft pijn. Haar oudere zus is net met zwaar letsel afgevoerd.

Nadat Babs uit de auto is bevrijd, staat Chris nog uren op de snelweg. Vloeistofplassen bewaken, drinken uitdelen, de boel afzetten. Al die tijd moeten hij en Dennis op hun woorden passen. De familie van de motorrijder moet eerst worden ingelicht. Pas daarna mogen zij er met hun collega's over praten. Terug op de post begint Chris zoals gewoonlijk na een klus met het in orde maken van de auto. Ademluchtflessen verwisselen, nieuwe maskers, nieuwe handschoentjes erin. Hij verlangt naar rust: even op zijn kantoor zitten, iets drinken, tot zichzelf komen. Maar de bevelvoerder zegt dat ze naar boven moeten.

De hele club zit er: bevelvoerders, manschappen, de directeur, de operationeel leider, de tactisch leider, de burgemeester van Middelburg. Chris voelt zich overdonderd. Hij is onvoorbereid op een bijeenkomst beland waar iedereen uitgebreid zijn verhaal zit te doen. Zelf heeft hij geen zin om, zo kort na deze heftige inzet, toe te lichten wat hij heeft meegemaakt. Als ik aan de beurt kom loop ik hier weg, denkt hij. Of het toeval is of dat zijn gezicht boekdelen spreekt, hij wordt overgeslagen.

Een uur later neemt iemand van het bedrijfsopvangteam met Chris en de manschappen de brandweerprocessen door. Dat voelt prettig. Ze bespreken ook waarom er zo snel met de reanimatie van de collega gestopt werd. Desondanks vraagt Chris zich nog lange tijd af of ze niet meer voor hem hadden kunnen doen. Sinds hij hier en daar navraag heeft gedaan, slijt dat gevoel. Hij is zelf motorrijder en weet nu ook dat zo'n klap op het asfalt zo hard aankomt, dat er eigenlijk geen redden meer aan is. Een minuut reanimeren heeft dan eigenlijk al geen zin.

Er zijn maar twee personen die weten hoe het er precies heeft uitgezien die dag. Dat zijn Dennis en Chris. Ze stonden in een uniek stukje van het incident. Sommige beelden bewaren ze in hun hoofd. Ze spreken er niet eens samen over. 'Ik was er wel goed kapot van', vertelt Chris later. 'Ik heb echt een paar slechte dagen gehad.' Het gaat in zijn rugzak. Die is nog lang niet vol. Wat erin zit? Niet eens de grootste of slecht aflopende inzetten. Een ventje dat met zijn vinger tussen de deur klem zit, terwijl zijn moeder en zusje in paniek toekijken. Zoiets kan, zelfs als het goed afloopt, ook indruk maken.

Tekst: Selma Osman
Foto: Chris Platteeuw

Chris van Nijf Brandweer