Dit is topsport

Jeroen Brussé, intern onderzoeker en hoofdofficier brandweerzorg bij de VRZ

Rol: piketleider Commando Plaats Incident (CoPI)

In de middenberm van de A58 staat Jeroen Brussé naast het portier van zijn dienstauto. Hij drukt de portofoon dichter tegen zijn oor. 'Iemand heeft zijn nek gebroken, er zijn meerdere slachtoffers, misschien wel doden', zegt de centralist van de meldkamer. Jeroen tuurt door de mist. Hij vraagt zich af waar hij moet beginnen.

Degene die een Commando Plaats Incident (CoPI) gaat leiden, komt pas na een half uur ter plaatse. Dat is een gouden regel in dit soort situaties, maar op die ochtend van 16 september is alles anders. Het had weinig gescheeld of Jeroen was zelf op de file geklapt. Daardoor is hij op de A58 vóór zijn collega-officieren van de brandweer, politie, geneeskundige zorg en Rijkswaterstaat. Bovendien staat hij in het ongeluk, wat ook heel ongebruikelijk is.

Dinsdag 16 september 2014 was een kalme, zomerse najaarsdag. In Zeeland hingen plaatselijk dichte mistbanken. Jeroen was met de dienstauto op weg van Kapelle naar Middelburg. Auto's schoten hem met dik 120 voorbij. Net voorbij Goes stond zijn voorganger plotseling op de rem. In de zachte berm kwam Jeroen tot stilstand. Ongerust draaide hij de vluchtstrook op. Net toen hij dacht dat het bij file bleef, piepte zijn alarmontvanger: GRIP1, een zeer groot ongeluk op de A58.

Jeroen vergelijkt zichzelf weleens met een topsporter: 24/7, 365 dagen per jaar trainen en oefenen om tijdens die ene wedstrijd te pieken. Ieder moment moet hij voorbereid zijn om twee, drie keer per jaar in actie te kunnen komen. 'En dan moet je er helemaal staan.'

De wedstrijd is begonnen, maar Jeroen staat verloren in de mist. 'Waar begin ik?' vraagt hij zich af. Er zijn doden, gewonden en reanimaties, maar waar? Die mensen moeten zo snel mogelijk hulp krijgen. Er moet een gecoördineerde hulpverleningsorganisatie worden opgebouwd met collega's. En zijn mensen moeten onder veilige omstandigheden kunnen optreden. Maar waar moeten de eenheden naartoe? Waar moet de commandopost komen? De mist ontneemt hem het overzicht dat hij nodig heeft. Training en ervaring komen hem te hulp.

Hij roept de OVD's van de politie, geneeskundige zorg, brandweer en Rijkswaterstaat bij elkaar voor een spoedoverleg onder het viaduct. 'Portofoons en telefoons uit', zegt Jeroen. Maximaal vijf minuten vergadertijd. Hij legt het plan uit: geen tijd verspillen aan het volledig maken van de beeldvorming, want dat lukt toch niet. De slachtoffers zo snel mogelijk met de ambulances weg krijgen en een structuur opbouwen waarbinnen de hulpdiensten hun werk kunnen doen. ‘Onze focus ligt op de snelweg. Over communicatie of mensen in de file gaan we het op dit moment niet hebben.'

Tijdens het overleg staan ze tussen de twee rijbanen in. Twee teams brengen ieder hun eigen rijbaan in kaart. Ze spreken spelregels af: de officieren van dienst mogen binnen hun eigen discipline opschalen. Verder moeten ze ervoor zorgen dat chauffeurs van auto's die straks moeten rijden, bij hun voertuig blijven. En dat de middencategorie slachtoffers (auto kapot, zelf niet- tot lichtgewond) naar De Vierwegen in Kapelle wordt gebracht. Ook regelt hij een 'escalatiebus'. Mocht er in de file iets gebeuren dan kunnen er mensen weg.

Jeroen ontdekt dat er drie ongelukken zijn en dat hij bij het lichtste staat. Zijn 'mobiele kantoor' wil hij op de parkeerplaats van tankstation Selnisse, vlakbij de plaats waar twee doden zijn gevallen. Het is een rode container met beeldschermen en een tekenbord. Vanuit de CoPI-container hebben Jeroen en de OVD's goed zicht op vak Bravo, waar na de hulpverlening een grootscheeps sporenonderzoek op gang komt.

Tussen de overleggen door stapt hij deze ochtend één keer over de vangrail. Als hoofdofficier van de brandweer wil hij zijn jongens steunen. Tevergeefs hebben ze één van de overleden slachtoffers gereanimeerd, een collega-brandweerman van de post. Hij ziet aan hun gezichten hoe zwaar dat was. Toch zijn ze daarna onmiddellijk doorgegaan met hulpverlenen. 'Respect jongens!' Dan steekt hij de middenberm over en stapt terug in zijn rol als leider CoPI.

Nog voor de middag zijn alle gewonden afgevoerd. Om twee uur begint de file zich op te lossen. Een uur later schikken zeven mensen zich voor het laatst in een kringetje in de krap bemeten CoPI-container. Het team kijkt tevreden terug op de incidentbestrijding. 

Jeroen schrijft zijn verslag om drie uur ‘s nachts. ‘Ik hoef geen nieuws te zien. Verslag aanpakken, bakje koffie en een muziekje erbij, daar ontspan ik van. Zodra ik de laatste punt zet, ben ik er klaar mee. Alleen dat derde ongeval bij het Mallaard-spoorviaduct. Hoe kon dat om tien voor negen nog gebeuren, terwijl de snelweg dicht was. Toch? Dat moet worden uitgezocht.‘ Later roemt hij zijn mensen: 'Ieder CoPI-team is anders. Deze dag trof ik mensen die oog hadden voor andermans processen. En dan de ploeg van Middelburg. Op dinsdag dit verlies en op donderdag laten ze toch gewoon de brandweerwens van een ziek jongetje in vervulling gaan door met een hoogwerker het dak op te gaan en bij het brandweertrainingscentrum in Vlissingen een ‘echte’ brand te blussen. Dat getuigt van karakter.'

Het doet hem goed als hij achteraf slachtoffers en betrokkenen hoort vertellen dat ze op de snelweg zo goed zijn opgevangen. Jeroen is trots op zijn collega’s en op het feit dat zij deze ingewikkelde klus hebben geklaard. 'Het gaat de laatste tijd veel over bezuinigingen en veranderingen. Maar in dit soort situaties bewijst de VRZ haar bestaansrecht.'

Tekst: Selma Osman
Foto: Chris Platteeuw

Jeroen Brusse Brandweer