Waarom Cleijenborch demente bewoners laat oefenen voor een brand
Doden bij branden in het verzorgingshuis. Toen de toenmalig directrice van zorgcentrum Cleijenborch in Colijnsplaat dat op televisie zag, nam ze zich één ding voor: 'nooit wil ik voor een camera staan om zoiets uit te leggen'. Dit is het tweede deel van een tweeluik over de vraag: Hoe veilig zijn onze ouderen?
Huisregels invoeren die bewoners vertellen welke televisie zij wel of niet op hun kamer mogen hebben. Kan dat wel? 'Bij Cleijenborch doen we het gewoon', zegt hoofd bedrijfshulpverlening Jannetta Filius. 'De mensen mogen hier ook geen kaarsen branden.'
In het dertienjarige bestaan is er bij zorgcentrum Cleijenborch nooit een grote brand uitgebroken. Het gebouw voldoet aan alle wettelijke eisen. Filius vertelt dat ze zich nog geen dag zorgen heeft gemaakt over de veiligheid van de 89 bewoners. 'Je hebt hier open, ruime gangen', zegt ze. 'Toen het project om Cleijenborch veiliger te maken in 2011 begon, bleek ook dat we goed op weg waren. Maar toch kon er nog een hoop gebeuren.'
Waren alle adviezen nuttig?
Lachend: 'Nee. Er zijn dingen die je even moet laten bezinken. Dat alle karren van de gang af moesten bijvoorbeeld. Tot je ziet dat je daar geen ruimte hebt als je met twee rolstoelen loopt. Als er rook hangt, worden die karren een obstakel.'
Waarom niet meteen eens met zo'n advies?
'Voor ons is het even aanpassen, want ik moet ook mijn mede-zorgmedewerkers, cliënten en hun familieleden overtuigen. Ze vragen zich af waarom iets moet of vinden het onnodig. We nemen altijd een ruime periode tussen iets invoeren en de datum dat het echt moet. Zoiets heeft tijd nodig.'
Wat kon u niet snel invoeren?
'Dat alle scootmobielen en elektrisch bestuurbare voertuigen van de gangen af moesten. Ik merk dat sommige collega's dat nog steeds lastig vinden. Je moet even naar beneden. Ook voor de cliënt is het niet fijn: weer een stukje afhankelijkheid als je moet vragen om de scootmobiel.'
De huisregels gaan best ver: ze zijn gericht op veiligheid en leveren de cliënt geen gemak op. Hoe hebben bewoners daar op gereageerd?
'Het is een combinatie: veiligheid is heel belangrijk, maar cliënten moeten wel kunnen doen wat ze willen. Als mensen hier komen wonen, geven we van tevoren aan dat televisies plat moeten zijn en stekkerdozen gecertificeerd. Ze mogen hier ook geen kaarsen branden. Waarom dat is, leggen de eerstverantwoordelijk verzorgenden ieder half jaar opnieuw uit. Om de drie jaar oefenen we ook met de mensen zelf. Demente mensen lopen bij brand terug naar hun kamertje of ze gaan rondjes lopen.'
Is dat niet moeilijk: een ontruiming oefenen met demente ouderen?
'Nu staat het in onze informatiebrochure. Maar in het begin klaagde de familie dat cliënten moesten oefenen. Als je uitlegde waarom, snapten ze wel dat het nodig was. Want een calamiteit kan altijd en overal gebeuren, hoe veilig je ook bent.'
En de mensen zelf, worden die niet onrustig van zo'n kamer vol rook?
'Je ziet dat ze het toch allemaal wel leuk vinden. Uiteraard zetten we niet de slow-whoop aan van wa-woe-wa-woe, want dan worden ze onrustig. En bij sommige mensen zetten we een kruis op de deur. Daarvan weet je zeker dat ze niet mee moeten doen. We doen dit met de mensen die het nog een beetje snappen.'
Tegenwoordig mogen alleen mensen die veel hulp nodig hebben naar het verzorgingshuis. Vraagt dat om extra maatregelen?
'Daar moet je alles op aanpassen. Wij hebben nog maar een paar mensen die zelf kunnen lopen. Dat betekent dat bedden makkelijk de kamers uit moeten kunnen rijden. Want als er iets gebeurt is dat veel makkelijker dan iemand eerst in een rolstoel zetten en dan de kamer uit.'
Preventiemedewerker Jan Wilderom van de veiligheidsregio is uiteraard enthousiast over dit project. Waar helpt hij jou bij?
'Naast het verzorgen van informatiemiddagen is hij voor mij een vraagbaak. Bedrijfshulpverlening is een nevenfunctie naast mijn zorg op de afdeling. Ik weet niet zo veel van bepaalde regelgeving af. Dan beslissen ze iets in Den Haag of komt er een vaag mailtje van het een af andere bedrijf dat iets moet gebeuren. Moet ik daar wat mee? Als ik Jan bel of mail, dan weet ik het.'
